Conclusie
In het Internet of Things zijn alledaagse voorwerpen verbonden met Internet om gegevens met elkaar en met gebruikers uit te wisselen. Uit dit onderzoek blijkt dat 44,7% van de Nederlandse volwassen bevolking minimaal één IoT-apparaat gebruikt (55,3% heeft nog nooit een IoT-apparaat gebruikt). Ongeveer een derde gebruikt IoT medisch, om gezondheidsredenen of bij het sporten (bijvoorbeeld voor de fun of voor het verbeteren van de sportprestaties). Een vergelijkbare groep gebruikt IoT in of rondom het huis, bijvoorbeeld om energie te besparen of huishoudelijke taken te verlichten. Veiligheidstoepassingen zijn het minst gangbaar.
Bij degenen die het IoT gebruiken zien we dat activiteitsmeters en slimme thermostaten het populairst zijn. Dit wijst erop dat IoT nog geen gemeengoed is: veel van de voor consumenten beschikbare toepassingen worden sporadisch gebruikt.
De resultaten laten verder zien dat IoT-gebruik vooral iets is voor jongeren en voor mensen met hogere inkomens en opleidingen. Enerzijds is dit niet verassend – leeftijd en inkomen zijn altijd belangrijke voorspellers voor het gebruik van een nieuwe technologie, – anderzijds is dit wel zorgelijk, aangezien juist oudere mensen en mensen met een lager inkomen relatief vaker gezondheidsproblemen hebben. Voor mensen uit lagere inkomensklassen geldt daarnaast dat zij relatief veel zouden kunnen profiteren van lagere energiekosten. Dat juist hogere inkomensklassen weten te profiteren van IoT toepassingen voor gezondheid en energiebesparing suggereert dat het IoT (onbedoeld) ongelijkheid binnen de samenleving zou kunnen vergroten. Een belangrijke reden om IoT nog niet te gebruiken is immers dat het te duur is. Wat verder een rol kan spelen is het aantal gebruikte apparaten. Aangezien de opvattingen over IoT bij de gebruikers positiever zijn, zullen zij waarschijnlijk eerder meerdere apparaten gaan gebruiken, terwijl de niet-gebruikers nog overtuigd moeten worden om überhaupt een IoT-apparaat aan te schaffen (bij hen is desinteresse de belangrijkste reden voor niet-gebruik). Wel dient opgemerkt te worden dat de uitkomsten van het gebruik van IoT (bijvoorbeeld geld besparen of comfortabeler leven) slechts gematigd positief zijn (op een 5-puntschaal tussen neutraal en mee eens). Het maximale lijkt dus nog niet uit IoT te worden gehaald.
Bij degenen die het IoT niet gebruiken is desinteresse de belangrijkste reden. Dit zien we ook terug in de opvattingen van niet-gebruikers ten opzichte van IoT, deze is minder positief in vergelijking met IoT-gebruikers. Veel genoemd worden zorgen over privacy. Dit lijkt terecht, aangezien privacy steeds meer in het geding komt wanneer interactie tussen apparaten en apparaten en gebruikers automatische en achter de schermen plaats vindt. Een groot gedeelte van de niet-gebruikers geeft ook aan hun gegevens niet aan bedrijven of de overheid toe te vertrouwen. Dit suggereert dat producenten opener dienen te worden over de apparaten en systemen die ze ontwikkelen en duidelijk zullen moeten maken welke opties consumenten hebben als het gaat over dataverzameling en verwerking. Daarnaast dienen deze opties op een begrijpelijke manier aan de consumenten te worden gecommuniceerd.
Naast desinteresse en privacy worden ook de kosten genoemd als belemmering voor het gebruik van IoT. Verder geeft 40% aan niet voldoende vaardigheden te bezitten. Dit is een belangrijk punt, want ondanks dat IoT-apparaten autonoom beslissingen nemen, is er een grote behoefte aan vaardigheden om de enorme hoeveelheid complexe data die wordt verzameld te kunnen bevatten. Waar de bediening van eerdere technologie een volledig bewuste gebruiker vereiste, kenmerkt het IoT zich door relatief passieve gebruikers die zich niet bewust zijn van wat er precies gebeurt (achter de schermen). Toch dienen gebruikers af te wegen welke data worden verzameld, welke analyses er nodig zijn en wie toegang krijgt tot de data. De data die verzameld worden door IoT onthullen bijvoorbeeld wanneer iemand thuis is, naar het werk reist, voldoende beweegt of gezond eet. Begrijpen en inzichtelijk maken hoe verzamelde gegevens worden gebruikt vereist strategische vaardigheden.
Onder de mensen die nog geen gebruik maken van IoT is het mogelijk besparen van energie de belangrijkste motivatie om IoT te gaan gebruiken. Desondanks geeft slechts 28,3% van de niet-gebruikers aan IoT in de toekomst te willen gebruiken. Dit roept de vraag op of mensen die aangeven IoT niet te gaan gebruiken wel bekend zijn met de voordelen die IoT ze te bieden heeft. Of geldt het gezegde ‘onbekend maakt onbemind’?
In de komende jaren zal het onderzoeksteam het gebruik van IoT verder onderzoeken. Specifieke aandachtsgebieden zijn het meten van IoT-vaardigheden in prestatiemetingen en het gebruik van IoT in de thuisomgeving. Meer informatie over het project is te vinden op de website www.anythingforanyone.nl.